Doopsgezinden in Noordwest-Groningen
In Ulrum zijn vier kerkgebouwen die, sinds de fusie in 2015 van gereformeerd ('synodaal') en hervormd, in gebruik zijn bij drie kerkgenootschappen: de Protestantse Gemeente Ulrum-Niekerk-Vierhuizen PKN), de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerk. Ooit was er ook nog een doopsgezinde gemeente, maar dat is nu al meer dan 200 jaar geschiedenis. Het betrof een 'strenge' gemeente, van de richting der zogenaamde Groninger Oude Vlamingen die in 1792 werd opgeheven. In de loop van die vele jaren is de eens zo talrijke groep der doopsgezinden sterk gekrompen, vele malen vonden er, in de regio, samenvoegingen plaats. Diverse gebouwen van samenkomst ('vermaningen') verdwenen, ook die in Ulrum. Maar er is nog altijd een doopsgezinde gemeente. Niet meer in Ulrum, maar in Noord-Groningen. En de dichtstbijzijnde vermaning is in het ruim 10 km verder gelegen Eenrum.
Doopsgezinden
Doopsgezinden, dopersen, mennonieten, mennisten: vier namen voor aanhangers van een en dezelfde protestants-christelijke geloofsgemeenschap. De naam gaat terug op Menno Simons(1496-1561), de Friese pastoor uit Witmarsum die met de Reformatie meeging. Menno werd de leider van het pacifistische restant der wederdopers (anabaptisten) na de val van Munster in 1535. (Munster was het bolwerk geweest van de revolutionaire, militante wederdopers).
Dat Menno Simons omstreeks 1540 predikte en doopte in Stad en Ommelanden zal wel een van de oorzaken zijn van het feit dat de dopersen in de provincie Groningen sindsdien veel aanhang verwierven. Nog in 1595 was er, op de eerste synode der gereformeerden die in Groningen werd gehouden sprake van de ‘dageljks aanzwellenden droesem der Anabaptisten’. Die toename was de gereformeerden (hervormden), die sinds de zogenaamde Reductie van 1594 ook in Groningen de bevoorrechte kerk vormden, een doorn in het oog. Ze deden dan ook hun uiterste best de dopersen het leven zo onaangenaam mogelijk te maken.
Toch zagen Menno’s volgelingen in de moeilijke positie waarin ze nog geruime tijd verkeerden, blijkbaar geen reden tot eendrachtig optreden: de tweede helft van de zestiende, en trouwens ook het grootste deel der zeventiende eeuw, was een tijd van onderlinge onenigheid, twisten en scheuringen. Dit verschijnsel werd veroorzaakt door het individualisme en de strenge handhaving der tucht, die zo kenmerkend waren voor deze protestanten.
Strenge doopsgezinden
Zo ontstond er een diversiteit aan richtingen, variërend van heel ruimdenkend tot uiterst behoudend en streng. De zogenaamde Oude Vlamingen stonden in dat spectrum aan de uiterst strenge kant. Ze waren zeer conservatief in gebruiken en orthodox in de leer (van Menno). (
Zie ook)
De geschiedenis van haar ontstaan voert ons terug naar het jaar 1557, toen onder de doopsgezinden een twist ontstond over de toepassing van de kerkelijke ban. De strenge partij zegevierde. Een tiental jaren later ontstond er weer een conflict. Doopsgezinden die vanuit Vlaanderen naar de Noordelijke Nederlanden waren gevlucht, kwamen toen met Friezen in conflict over kleding en levenshouding. Zowel de Friezen als de Vlamingen hadden zo hun aanhangers en weldra waren 'Friezen'en 'Vlamingen' geen geografische aanduidelingen meer, maar partijnamen. Beide groepen konden de eenheid ook niet bewaren: zij scheurden beide in (conservatieve) 'ouden' en (meer liberale) 'jongen'. De splitsingen (en enkele herenigingen) hielden nog enige tijd aan en wedra was er een haast onontwarbare kluwen van doperse groepen en groepjes ontstaan.
Maar men probeerde ook wel tot hereniging te komen. In 1628 bijvoorbeeld werd er in Middelstum (Groningen) vergaderd over een hereniging van ‘Friezen’ en Vlamingen'. Dat ging niet echt goed, in die zin dat een deel van de Vlamingen niet wilde herenigen; dat deel scheidde zich af onder leiding van Jan Luies, 'Bisscop der Mennisten uyt der Marna’. Jan Luies en zijn volgelingen heetten toen 'Oude Vlamingen'. Omdat ze hun sociëteits-vergaderingen in de stad Groningen hielden werden ze ook wel 'Groninger Oude VLamingen' genoemd. Of Jan Luies ook inderdaad uit de Marne (Noordwest-Groningen) kwam, is niet zeker, maar in ieder geval had hij in die regio veel aanhangers . Bekend is dat er plm. 1640 Oud-Vlaamse groepen bestonden in Vliedorp (Houwerzijl), Leens en Kloosterburen.
Uiteindelijk was er in de 18e eeuw zowel in Ulrum als het nabijgelegen Houwerzijl een strenge doopsgezinde gemeente der Groninger Oude Vlaminge. Echter in die eeuw verminderde het aantal doopsgezinden (in Ulrum, in Groningen en ook landelijk) sterk. Er vond nog een fusie van ' Ulrum' en 'Houwerzijl' plaats, maar het tij was niet te keren; in 1792 werd de gemeente opgeheven. Sindsdien is de krimp door gegaan. Maar de doopsgezinden zijn, ook Noord-Groningen, nog altijd present, zij het samengevoegd in één gemeente in de regio..