De koningen en de Grondwet van Nederland (1815-1890)
Nederland is een parlementaire constitutionele monarchie. Volgens de Grondwet wordt het koningschap erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I. Tegenwoordig is dat Koning Willem-Alexander. Tegenwoordig is Nederland ook een volwaardige parlementaire democratie, waarbij het parlement de hoogste macht heeft; de ministers zijn aan het parlement en niet aan de koning verantwoording verschuldigd. Tijdens het bewind van de eerste koning, Willem I, ging het er nog heel anders toe. Vanaf zijn regeerperiode is er een ontwikkeling geweest naar de huidige situatie. Daarbij was de liberale grondwetsherziening van Thorbecke, in 1848, een mijlpaal. De monarchen hebben zich in die ontwikkeling steeds moeten aanpassen. Niet bij allen ging dat zonder problemen; Willem I is zelfs afgetreden en zijn de kleinzoon, Willem III, is altijd in oppositie gebleven tegen de constitutionele beperking van zijn macht.
De Koningen en de Grondwet
Na het overlijden van Willem III breekt de periode aan waarin respectievelijk vier vrouwen het koningschap vervullen (dat is dan inclusief Emma die Koningin-Regentes was). Het is daarom goed om te bedenken dat in de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden met de term 'koning' zowel koning als koningin wordt bedoeld. De koningen, uit het Huis van Oranje-Nassau, waren in de beschreven periode respectievelijk Willem I (1772-1843), Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890). Nederland is een Koninkrijk sinds 1815.
1815, 1840 en 1848
1815 is een belangrijk jaar. Niet alleen vanwege het koningschap maar ook vanwege de samenvoeging van Nederland met België: het Verenigd Koninkrijk ontstaat. De Grondwet wordt aangepast. Na de officiële onafhankelijkheid van België wordt de Grondwet in 1840 weer aangepast.
De meest fundamentele verandering vindt plaats in 1848. Dan treedt de liberale Grondwet van Thorbecke in werking. Nederland kan nu met recht een parlementaire constitutionele monarchie genoemd worden. Democratisch gezien stond die Grondwet nog wel op een laag pitje: vanwege het beperkte kiesrecht kon maar een klein deel van de bevolking parlementsleden kiezen
De koningen passen zich moeizaam aan
Willem I was een 'verlicht despoot'; in de praktijk had hij veel en het parlement weinig macht. Dat veranderde dus in 1848. Willem II moest als eerste van de Nederlandse koningen functioneren in een parlementair stelsel waarbij wat betreft de macht de rollen waren omgedraaid. In de praktijk kreeg hij er echter weinig mee van doen, want in 1849 stierf hij.
Willem III: een blijvende afkeer van de liberale Grondwet
Willem III verafschuwde de liberale grondwet. Hij was in Engeland toen zijn vader overleed; hij moest vanwege de erfopvolging nu Willem II opvolgen. Echter, hij weigerde. Eerst na de nodige inspanning door vertegenwoordigers van de Nederlandse regering was hij bereid af te reizen naar het Koninkrijk en de Kroon te aanvaarden.
Overwinning van het parlementaire stelsel
Echter, Willem III bleef een tegenstander van de Grondwet van 1848. Hij bleef dwarsliggen, bij verschillende politieke kwesties bleef hij niet binnen de perken die de Grondwet hem stelde. I.v.m. de Luxemburgse kwestie (1867), liet het parlement blijken dat ze het gevolgde regeringsbeleid afkeurde door de begroting van Buitenlandse Zaken ook voor de tweede maal te verwerpen (1868). De koning moest bakzeil halen. Het parlementaire stelsel. zoals bedoeld in de Grondwet had eindelijk en voorgoed gewonnen